Terwijl ik kleding bekijk, stapt een vriendin van haar binnen. De twee dames beginnen meteen te kletsen. Even later heeft de vriendin een toilettas tevoorschijn getoverd en staat ze het winkelmeisje op te maken. Kennelijk bevind ik me in een beautysalon.
Ik wil twee sjaals afrekenen.
“Oh sorry", zegt het winkelmeisje, "ik moet heel even deze klant helpen. Vind je het heel erg?” vraagt ze met een smekende blik aan haar vriendin.
Gelukkig, het mag.
Ik reken de twee sjaals af en vertrek.
Een half uurtje later stap ik weer binnen. Ik had een mooie rok gezien en twijfel of ik 'm niet toch moet kopen. In de winkel hangt een zalmroze, de paspop buiten heeft de laatste bruine aan.
Het winkelmeisje hangt verveeld en ongeïnteresseerd achter de kassa en typt af en toe wat op haar telefoon.
Met de zalmroze rok in mijn hand vraag ik of ik de bruine rok misschien ook mee kan krijgen naar de pashokjes.
“Het gaat je om die rok? Dan mag je die roze passen. Het is één maat.”
“Weet ik", zeg ik, "maar ik zou graag zien hoe ze me allebei staan.”
“Dan kun je buiten kijken. Ik ga 'm niet van de paspop halen.”
“Dat ik 'm buiten aan een pop leuk vind, betekent toch niet dat-ie bij mij ook leuk staat? Ik zou 'm graag in de spiegel zien, zodat ik een beter oordeel kan geven.”
“Daar begin ik niet aan. Dan moet ik steeds kleren eraf halen en ze vervolgens weer eraan hangen, omdat klanten ze toch niet willen.”
Huh?
“Daar is een kledingwinkel toch voor; dat je kleren kunt passen zodat je vervolgens kunt besluiten of je ze wilt of niet?”
“Sorry, je mag die passen, want ik ga die andere niet van de pop halen.”
Ik maak duidelijk dat ik de roze rok wil afrekenen, maar begin nijdig te worden.
“Zie je, nou wil je toch die roze”, zegt het winkelmeisje.
“Tja, je laat me weinig keus, hè?”
Ik hou me in tot de betaling is voltooid en ik de rok in bezit heb, en start dan m'n relaas.
“Misschien zit ik er helemaal naast, maar het ziet er nou niet bepaald uit of je het vreselijk druk hebt met winkelbezigheden. Je staat je haar te stijlen, je wordt in de make up gezet, je bent druk op je telefoon bezig en verder sta je geen reet te doen. Maar je verkoopt je klanten een nee, omdat je het teveel moeite vindt om een rok met elastiekband van een pop te halen. Dat begrijp ik niet."
Ze haalt haar schouders op. “Boeiend.”
"Serieus, wat is het nou voor moeite om een rok van een pop te halen?! 't Is niet dat het om een driedelig pak gaat ofzo en ik de string van een euro eronder wil bekijken. Waarom sta je hier eigenlijk?!", zeg ik geërgerd.
“Gaat je niks aan.”
“Volgens mij wel. Ik ben een klant die een kledingstuk wil passen, zoals dat normaal is in een kledingwinkel. Maar dat kan blijkbaar niet. Hier word je toch voor betaald, of niet? Je hebt overal tijd voor, maar het enige dat je hoeft te doen vertik je? Lekker professioneel en klantgericht.”
“Ach, houd je bek joh”, zegt ze terwijl ze iets begint te tikken op haar telefoon.
“Ja, maak er maar een mooi smeuïg Facebookbericht van!” roep ik terwijl ik langs de pop de winkel uit stamp.
Een stemmetje in mijn hoofd zegt: 'trek die rok naar beneden! Dan moet ze 'm alsnog weer goed hangen!'
'Nee', vermaan ik mezelf. 'Assertief zijn is oké. Kinderachtig zijn is iets anders.'
In winkels die niet al te dure kleding verkopen, verwacht ik geen voetmassage en toastjes met kuit. Maar als oogcontact zoeken en groeten al niet meer tot de minimale sociale interactie behoort en zelfs discussies niet gevoerd kunnen worden zonder op een telefoonschermpje te kijken, bekruipt me de angst dat ik, zonder te weten hoe, op een andere planeet ben beland. Waar winkelpersoneel zo contactgestoord is dat het niets meer bijdraagt aan klantenbinding en het bewaken van producten.
Terwijl ik de volgende winkel binnenloop waar ik niet begroet word, tik ik in mijn hoofd mijn versie van het verhaal. Stiekem ben ik apetrots dat ik assertief heb durven zijn.
En dat ik niet ben gaan huilen.
Maar als ik de volgende keer in Dordrecht ben, hoop ik dat ik nog naar binnen durf.