Ik droeg een kindje in me. Een onbetaalbaar geschenk. Vanaf het moment dat dat prille tweede streepje op de test verscheen en Erik en ik elkaar huilend en juichend in de armen vielen, werden duizenden nieuwe dromen geboren. In elke droom kwam een kindje voor. Ons kindje.
Maar ons kindje bleek dood.
Achteraf kon ik zeggen dat ik wist wanneer het gestorven was.
Een onbestemd somber gevoel had zich een paar weken voor de echo aangediend, maar ik wuifde het weg.
Zwangerschapshormonen, dacht ik. Wat kon ik ermee?
Op het moment dat de stilte viel, in de kamer van de verloskundige die wanhopig zocht naar een teken van leven, ervoer ik, tegelijk met een trap in mijn buik, een klik in mijn hart. Het klopte met wat ik had gevoeld.
Maar ons kindje was dood.
Er volgden rare weken vol rouw en verwarring. Erik en ik misten elkaar soms in het verdriet, in hoe we erop reageerden, maar vonden elkaar altijd dezelfde dag nog terug. Het versterkte onze band. Meer dan ooit waren we elkaars beste maatjes. En meer dan ooit was God zo heerlijk dichtbij om ons vast te houden.
Maar april en mei zijn kennelijk vruchtbare maanden. Terwijl wij onze klap probeerden te verwerken, kwam een stroom van zwangerschapsmededelingen op gang. Acht collega's van Erik meldden dat ze zwanger waren en ook in onze vrienden- en kennissenkring had de een na de ander een blijde boodschap. Ik was blij voor hen allemaal. Maar vreselijk, wat deed het soms ook pijn om weer met lege handen achteraan in de rij gezet te zijn.
Nog steeds kan ik oprecht blij zijn voor mensen om me heen die vertellen dat ze zwanger zijn.
Maar dat gaat niet vanzelf. Het is een eis van mezelf geweest, een bewuste keuze die ik elke keer maak, omdat ik niet wil dat bitterheid om mijn eigen verdriet andermans vreugde met de grond gelijk maakt. Dat zou ik niet eerlijk vinden. Als ik wil dat er ruimte is voor verdriet, moet ik ook de vreugde van anderen ruimte geven. De tekening hierboven heb ik daarom bewust niet eerder gedeeld, al lagen de schetsen al ruim een jaar klaar.
Om dat vol te houden, moet ik zo nu en dan mijn emoties kunnen ventileren. Er is de afgelopen anderhalf jaar zoveel gebeurd vanbinnen, dat ik zou zijn ontploft als ik niet af en toe de garagedeur van mijn hart had opengerold. Liever dan inslikken, zet ik mijn verdriet om in iets creatiefs en deel ik het, om mensen op een luchtige en speelse manier kennis te laten maken met een onderwerp waar nog zo'n taboe op rust. Er wordt al zoveel doodgezwegen. Er is zoveel onuitgesproken pijn bij mensen, en zoveel onbeholpenheid in het reageren.
Januari voelt voor Erik en mij een beetje raar. Opnieuw zijn heel veel mensen bijna uitgerekend. En ook wij hoorden tot een paar maanden geleden bij die gelukkige groep; voor de vierde keer pril zwanger, nu van wat vermoedelijk een tweeling was. Tot twee keer toe stond er in onze agenda's een cirkel rond 31 januari. Toch knap gemikt hè?
Mijn droom voor 2013 is dat ik project mk zal voltooien; de vrucht die voortkwam uit deze ondergeschoven vorm van rouw. Dat in elk geval alle tekeningen en teksten zullen klaarliggen als ook op de rest van de route alle lichten op groen springen.
En de baby, die komt nog wel.
Niet omdat mensen zeggen dat het wel goedkomt, want geen mens kan dat beloven.
Maar omdat God dat heeft gezegd, op Zijn eigen, bijzondere manier.